Eerstvolgende kerkdienst
15 september, 10.00 uur: Ds. Dick van Arkel; Vredeszondag
Opening expositie: "Visie op Vrede" van Anna Troost
De dienst wordt ook live als video uitgezonden
en is ook te beluisteren via Omroepcastricum
De diaconie collecteert in september 2024 voor speciale doelen
De zondagsbrief kan gelezen worden indien beschikbaar
Tekst van de lezing:
1 Samuël 17: 1 - 20
Marcus 9: 14 -27
David verslaat Goliat
[1] De Filistijnen bereidden opnieuw een oorlog voor. Ze verzamelden zich in Socho in Juda en sloegen hun kamp op in Efes-Dammim, tussen Socho en Azeka. [2] Saul riep het leger van Israël op en sloeg zijn kamp op in de Terebintenvallei. Daar stelden ze zich op tegenover de Filistijnen: [3] op de ene helling stonden de Filistijnen en op de andere de Israëlieten; het dal lag tussen hen in. [4] Uit de gelederen van de Filistijnen trad een kampvechter naar voren, een zekere Goliat uit Gat, een man van zesenhalve el lang. [5] Hij had een bronzen helm op zijn hoofd en droeg een bronzen schubbenpantser, dat wel vijfduizend sjekel woog. [6] Ook zijn scheenplaten waren van brons, evenals het kromzwaard dat over zijn schouder hing. [7] De schacht van zijn speer was zo dik als de boom van een weefgetouw en de punt was gemaakt van zeshonderd sjekel ijzer. Een schildknecht ging voor hem uit. [8] In het dal bleef de Filistijn staan en riep het leger van Israël toe: ‘Waarom zouden jullie optrekken en slag leveren? Ik ben de trots van de Filistijnen, en jullie zijn maar slaven van Saul! Kies iemand uit jullie midden en laat hem hier beneden komen. [9] Als hij me aankan en me verslaat, zullen wij aan jullie onderworpen zijn, maar als ik hem aankan en hem versla, zullen jullie aan ons onderworpen zijn en ons als slaven dienen. [10] Hierbij daag ik het leger van Israël uit: stuur iemand hierheen voor een tweegevecht!’ [11] Bij het horen van deze woorden stonden Saul en het leger van Israël verlamd van schrik.
[12] David was een zoon van Isaï uit Betlehem, dat in de streek Efrata in Juda ligt. Deze Isaï had acht zonen. Hijzelf was in de tijd van Saul al te oud om nog onder de wapenen te gaan, [13] maar zijn oudste drie zonen trokken met Saul ten strijde. De oudste heette Eliab, de tweede Abinadab en de derde Samma. [14] David was de jongste. Zijn oudste drie broers waren met Saul ten strijde getrokken, [15] maar David ging heen en weer tussen het kamp van Saul en Betlehem, waar hij de kudde van zijn vader hoedde.
[16] Ondertussen trad de Filistijn elke ochtend en elke avond naar voren, veertig dagen lang, en dan stelde hij zich op in het dal.
[17] Op een dag zei Isaï tegen zijn zoon David: ‘Hier heb je een zak geroosterd graan en tien broden. Breng die snel naar je broers in het legerkamp. [18] En deze tien kazen moet je aan hun bevelhebber geven. Vraag je broers hoe het met ze gaat en neem een levensteken van hen mee terug.’ [19] Saul was met de soldaten van Israël, onder wie Davids broers, nog steeds gelegerd in de Terebintenvallei, tegenover de Filistijnen. [20] De volgende ochtend vroeg ging David met de proviand op weg, zoals Isaï hem had opgedragen. De kudde liet hij achter onder de hoede van iemand anders. Hij kwam juist bij het wagenkamp aan toen het leger onder het aanheffen van strijdkreten de linies betrok..
Marcus 9: 14 -27
[14] Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. [15] De mensen waren verbaasd toen ze Hem zagen, en liepen meteen naar Hem toe om Hem te begroeten. [16] Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ [17] Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; [18] steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ [19] Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ [20] Ze brachten de jongen bij Hem. Toen de geest Hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. [21] Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, [22] en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als U iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ [23] Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ [24] Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ [25] Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak Hij de onreine geest streng toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, Ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ [26] Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. [27] Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op.
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap